Per ongeluk verstuurde test emails

Als de troost bij de ander op is, moet je het bij jezelf halen

‘Hoe zat dat ook alweer met die auto reply? Zou je even mee willen kijken?’ Mijn collega gaat volgende week op vakantie en wil haar zaakjes graag goed achterlaten. Ik werk al jaren op een Mac, heb wel een paar minuutjes over en kan iemand uit de brand helpen.

What could possibly go wrong?

Iedereen die wel eens met mijn collega heeft gemaild weet wat er mis kan gaan. Je kunt per ongeluk een ‘test’ mailtje versturen aan alle contacten in je adresboek…

Terwijl mijn collega de eerste verbaasde reacties van ontvangers krijgt, bekruipt mij een ongemakkelijk gevoel. Shit. Wat heb ik gedaan? Op de computer van iemand anders nog wel! Veel tijd om er bij stil te staan is er niet, want we moeten allebei snel door.

Fouten erkennen is zelden leuk

Wanneer ik later op de dag even tijd heb zoek ik online naar wat er mis ging. Als snel vind ik plaatjes met rode kruizen en grote pijlen. De fout die ik gemaakt heb is goed gedocumenteerd door de mensen die mij voor gingen. Het is geruststellend om te weten dat ik niet de enige ben die deze fout beging.

Op de fiets naar huis bel ik mijn collega en vertel haar wat ze moet doen om mijn fout niet te herhalen. Het voelt goed om haar alsnog wat praktische en accurate info te kunnen geven. Maar het knagende gevoel blijft.

In een poging dat knagende gevoel wat te verlichten voeg ik er aan toe dat ik me er een beetje lullig over voel. ‘Sorry voor al het gedoe’, zeg ik. ‘Ja, het is wel balen, maar het had mij ook kunnen overkomen’, zegt ze monter. Het is prettig om te horen. Maar mijn ongemakkelijke gevoel is nog niet weg Het is minder, maar nog niet weg. En dat is irritant.

Het belang van troost

Als er iets naars gebeurt willen we gerustgesteld worden. De stress in ons systeem moet omlaag, want als die stress zo hoog blijft kunnen we niet goed denken. We genieten niet meer van het leven want we zijn aan het ‘overleven’.

Jonge kinderen kunnen zichzelf nog niet gerust stellen en rennen na na elke val direct naar een beschikbare ouder. Het op schoot nemen, de aanraking, de zachte woorden, het wiegen. Het is allemaal geruststelling dat de val weliswaar naar was, maar dat het niet het eind van de wereld is. Butsen oplopen is onderdeel van leven.

Meestal duurt het niet lang of het kind is alweer klaar om de wereld in te gaan, op naar nieuwe valpartijen. Naarmate je ouder wordt, leer je ook jezelf te troosten. Je slaat je armen over elkaar en wrijft langs je bovenarm als het even lastig wordt. Je gaat een eindje wandelen of zet een nummer op waarvan het ritme en de tonen kalmerend werken. Soms lukt het ons zelfs om in woorden erkenning te geven voor onze eigen pijn.

Idealiter halen we de helft van onze geruststelling uit de relatie (we laten ons troosten), en de andere helft uit onszelf (we troosten onszelf). Nu weet iedereen dat de realiteit geen ideaal plaatje is en ligt de verhouding dus ook zelden 50/50. Ouders waren niet aanwezig om troost te bieden waardoor we leerden dat we niets bij de ander kunnen halen, of er was juist zoveel zorg dat we onbewust de conclusie trokken dat we niet op onszelf kunnen bouwen en altijd de ander nodig hebben.

Wat te doen?

Terug naar mijn ongemakkelijk gevoel op de fiets. Want hier kan ik twee afslagen nemen. De eerste afslag is dat ik kan proberen nog meer geruststelling uit de relatie met mijn collega te halen. Door nog eens te herhalen dat ik me zo rot voel bijvoorbeeld. Ik zou zelfs door het stof kunnen gaan in de hoop dat mijn collega me gerust stelt en ik mij beter ga voelen. Maar zoals ik vaak zie bij stellen in therapie, is dat vaak het begin van nieuwe ruzie: ‘Ik zei toch dat het goed was!’.

De tweede afslag is die waarin ik de geruststelling uit mijzelf haal. Ik heb eigenlijk geen keuze, want meer geruststelling uit de relatie zit er gewoon niet in. Ik heb gehaald wat er te halen valt. Het licht knagend gevoel dat over blijft moet ik dus zelf verdragen. Niet per se prettig, maar wel een essentieel onderdeel van ergens verantwoordelijkheid voor nemen.

Ik fiets verder naar huis. Het ritmisch ronddraaien van de pedalen voelt lekker. ‘Iedereen kan zich wel iets ritmisch voorstellen dat gerust stelt’, schrijft de psychiater Bruce Perry: ‘wandelen, zwemmen, muziek, dans, het geluid van omslaande golven op een strand. Ritme is een essentieel onderdeel van een gezond lichaam en geest’.

Wanneer ik thuiskom vertel ik het voorval aan mijn vrouw. Die er eerst met schrik en dan met een lach naar luistert. En zo zakt mijn knagende gevoel langzaam weg. De lading is eraf en het is verworden tot een grappig verhaal. Ik ben gerustgesteld. De wereld draait weer en ook ik kan weer door.

Op naar de volgende valpartij. Op naar de volgende keer dat ik iets onhandigs doe of een buts oploop. En dan begint het weer van voren af aan: mijzelf troosten tot ik genoeg lef heb om mijn aandeel te erkennen. Een beetje troost uit de relatie halen (als de ander dat op dat moment in de aanbieding heeft) en als dat nog niet genoeg is, terug naar het likken van mijn eigen wonden. Tot ook dat voorval verworden is tot een leuke anecdote waar ik een blog over kan schrijven.